Cookies

Deze website maakt gebruik van cookies voor het optimaliseren van de gebruikservaring.

  • functionele cookies

    Functionele cookies zijn noodzakelijk om de goede werking van deze website te garanderen. 

  • analytische cookies

    Cookies van Google Analytics en Hotjar worden door deze website gebruikt voor het anoniem analyseren van het gebruik van de website. 

  • tracking

    Deze website maakt optioneel gebruik van de zogenaamde Facebookpixel (tracking cookie) om advertenties te plaatsen die voor jou interessant kunnen zijn. Meer informatie over de privacy-aspecten hiervan is te vinden op Facebook

Ga naar content
Dekolonisatie

Aankomstverhalen

Ruim 300.000 mensen maken van 1945 tot 1968 per schip of vliegtuig de oversteek van Indonesië naar Nederland. Als gevolg van de onafhankelijkheid van Indonesië komt er een migratiestroom op gang. Er zijn veel indrukwekkende persoonlijke verhalen verzameld. Ze getuigen van ontworteling. De redenen waarom mensen hun thuis verlaten zijn heel divers. 

Max Hattu: geboren in kamp Blerick 

Op de website ‘Huizen van Aankomst’ van het Indisch Herinneringscentrum zijn aankomstverhalen verzameld, zoals die van de familie Hattu. Ze maken de reis aan boord van het schip de Asturias en arriveren in Nederland in 1951. In iedere provincie zijn opvangkampen voor Molukkers. Max Hattu wordt geboren in 1954 in kamp Blerick (Venlo) en groeit op in een van de woonbarakken voor de kazerne.

“Er is heel veel pijn en verdriet,” zegt Max. “Er is heel veel niet goed gegaan.” De Molukkers dachten dat ze tijdelijk in Nederland waren. De koffer stond altijd klaar voor vertrek terug naar de Molukken. Dat bleek niet zo te zijn. “In plaats dat we vrijheid kregen, werden we geïsoleerd en mochten we niets doen. Toen mijn eerste kleindochter werd geboren, voelde ik me voor het eerst thuis. De weg terug naar de Molukken is afgesloten. Mijn toekomst is nu hier.” 

Rob Kopijn: 30 dagen op zee

Ook zijn er kinderen die naar Nederland vertrokken om in het Nederlands vervolgonderwijs te kunnen blijven volgen, zoals Rob Kopijn en zijn zus Jane. Op 5 maart 1953, reizen Rob (13) en Jane (15) met het schip Johan van Oldenbarnevelt naar Nederland, begeleid door tante Door en Oom Bart. Rob Kopijn beschrijft zijn ‘30 dagen op zee’: de hele reis van zijn woonplaats Pladju op Sumatra naar Djakarta tot en met de bootreis naar Nederland. 

“Vaarwel mijn lieflijk Indië”

“‘Jullie komen niet meer terug’. De stem van onze vader klonk onverbiddelijk. ‘Jullie blijven bij oom Max en tante Riet in Amsterdam.’ ‘Maar wij komen jullie gauw achterna’, suste onze moeder,” schrijft Rob in zijn verslag over het heftige vertrek. Ook de aankomst in Nederland viel niet mee: “De begroeting verliep minder hartelijk dan wij verwacht hadden. We waren op de plaats van bestemming. En zouden er nooit meer weggaan.”

Het verhaal van Irene Tjio

Ook Irene Tjio vertrekt als kind naar Nederland. De ouders van Irene besluiten te scheiden uit veiligheidsoverwegingen. Dit ontdekt ze tientallen jaren later pas als ze een brief van haar vader aan haar moeder leest. “De situatie voor de Nederlanders in Indonesië werd midden jaren vijftig steeds slechter en gevaarlijker,” vertelt Irene. Haar ouders hebben een Chinese en Indische achtergrond. “Mijn moeder was echter erg blank. Witte en lichtgetinte mensen waren toen gemakkelijk doelwit van gewelddadigheden.” 

Met haar moeder en zusjes gaat Irene in 1955, drie jaar oud, wonen bij oma in Nederland. Vader blijft achter in Indonesië. “Het besluit van mijn ouders is van grote invloed geweest op hun leven. Bij ons vertrek wisten ze niet dat ze elkaar pas in 1979 weer zouden zien. Ik denk dat zij, voor de toekomst van hun kinderen, een groot offer hebben gebracht.”

Meer reis- en aankomstverhalen